Urbanus over de spreuk...

aug_spreuk

Urbanus staat dit jaar vijftig jaar op de planken. Zijn ‘Hittentit’, ‘Bakse vol met stro’ en ‘Madammen met een bontjas’ zijn heuse klassiekers geworden. En zijn shows trekken nog altijd veel volk. “De jonge gasten van toen die naar mijn shows kwamen kijken”, vertelt hij, “zijn nu politici en rechters, leraars, arbeiders en gepensioneerden. En die brengen nu hun kinderen en kleinkinderen mee. Humor verenigt verschillende generaties en mensen met een heel uiteenlopende achtergrond en opleiding. Er is niks zo verbindend als samen eens goed lachen.”

En onze spreuk krijgt meteen de typische Urbanus behandeling. “Je bent mooier met je lach. Jaja, maar ik doe toch liever mijn ogen dicht. Want je gebit leidt de aandacht af van de rest van je gezicht!” De Godfather van de Vlaamse comedy over de impact van een lach.

De miserie camoufleren
Als jong manneke wilde ik eigenlijk mannekes tekenen. Maar uiteindelijk heb ik mijn beroep gemaakt van mannekes uitlachen. (Lacht) Nee serieus, mensen aan het lachen brengen is plezant. Het zit een beetje in onze familie. Ik denk dat wij bij ons thuis gewoon te beschaamd waren om gevoelens te tonen. Emoties werden altijd verpakt in een onnozel mopje. Vooral mijn nonkel Maurice was daar een krak in. Over mijn geboorte zei hij ooit: “Oei. Precies een kilo stoofvlees die er is uitgekomen.” Al lachend zegt een zot de waarheid hé. (Lacht) Je moet met grapjes natuurlijk niet alles kapot relativeren. Maar humor helpt wel om op lastige momenten de zwaarte draaglijker te maken. Je kan er de miserie mee camoufleren.

2208_Urbanus-overzicht-750x442_2.jpg

En je moet vooral ook met jezelf kunnen lachen. In 1990 draaide ik met Stijn Coninx Koko Flanel. Koen Crucke speelde in de film mijn kapper. Hij had zich in die tijd net geout als homo. Op een bepaalde moment waren er op de set niet genoeg stoelen. Eén van de technici kwam af met een verkeerskegel: “Hier Koen, zet u”. Wij lachten gewoon met iedereen, en dus ook met Koen. Hij vond dat geweldig. Hij heeft de rest van de opnames met die verkeerskegel rondgelopen. (Lacht)

Tegenwoordig moet je als komiek wel voorzichtiger zijn. Het is niet meer evident om met alles en iedereen te zwansen.

Ik zat ooit samen met Kamagurka in een programma dat ging over de vraag: hoever mag je gaan met humor? Het eerst wat Kama zei was: “Hoever mag je gaan met ernst?” Alle miserie en oorlog komen van te veel ernst. We zouden beter allemaal wat meer lachen met onszelf en met mekaar. Dat maakt ons én de rest van de wereld mooier.

Wit paard met streepje
In mijn shows werk ik graag met vergelijkingen. Vroeger was een mens in een rolstoel ‘een gehandicapte’. Etiketje erop en klasseren. We vergeten dat dat in de eerste plaats gewoon een mens is, met zijn eigen talenten en capaciteiten. Aan kinderen leg ik dat zo uit: je hebt het witte paard van Sinterklaas. Als je daar met een stift een zwart streepje op tekent, dan is dat nog geen zebra. Dat blijft een wit paard, mét een streepje. Een mens met een beperking blijft bovenal een mens. En dat kleine detail van die rolstoel is ook maar een detail. Met een mopje komt die boodschap dan gemakkelijker binnen.

Dat is de truuk van ons vak. Als humorist gaan wij achter het hoekje kijken en we geven een draai aan de dingen. Zo doorbreken we vaste denkpatronen en doen we de mensen even stilstaan en nadenken. Ik vind mezelf geen wereldverbeteraar. Het is ook niet omdat ik ergens een grap over maak dat ik er voor of tegen ben. Ik maak er een grap over omdat het actueel is. Met humor kan je een kant of een onderwerp belichten die gemakkelijkheidshalve soms verzwegen wordt. De olifant in de kamer benoemen.

Het mirakel van de lach
Een aantal jaren geleden kreeg ik een bijzondere vraag. Of ik een jongen van dertien wilde  bezoeken die al drie maanden in coma lag. “Het helpt misschien als gij een beetje tegen hem komt ‘klappen’”, zeiden ze, “hij is een grote fan van u.” Ja zeg, dat zijn wel grote verwachtingen. Na een optreden ben ik toch eens bij hem langsgegaan. “Ik kan hier niet zitten als Urbain Servranckx”, dacht ik. “Dat gastje kent mij uit de strips, als Urbanus.” Dus ik zet mij naast die jongen, “Zeg, ’t is hier Urbanus hé. Ik ben met mijn velooke van Tollembeek naar hier gereden en nu ligt gij hier te maffen!” Moeilijk om daar op dat moment de komiek uit te hangen.

Maar ineens schoot die kleine, na drie maanden coma, wakker. Hij trok de draadjes los van zijn monitors en viel toen opnieuw in coma. “Ja, hij is eruit”, zeiden de verplegers. En een week later kreeg ik effectief een brief van hem. “Zeg Urbanus, ze hebben mij een foto getoond waarop jij naast mijn bed zit, is dat echt gebeurd?” Hij wist er niets meer van. Maar er moet toen toch iets ontgrendeld zijn wat hem erdoor gehaald heeft. Pas op, je moet daar geen Jezus voor zijn. Ik was gewoon de juiste mens met de juiste grap op het juiste moment. Humor is plezanter dan miserie hé. Da’s het kleine mirakel van de lach.

Ik heb ook een paar keer opgetreden in de gevangenis. Ik vertelde daar mijn onnozele mopjes over ons moeder, ons vader en de kat. En ik merkte dat er gevangenen zaten te wenen. “Jij vertelt over dingen van bij hen thuis die ze missen”, zei één van de cipiers achteraf. De gewone dingen die ze het hardste missen, daar zat ik met mijn grapjes in te peuteren. Enfin, de meesten hebben zich goed geamuseerd hoor. Een lach en een traan, dat is het leven.


(fotograaf: © Katrin Torfs)

Download hier de maandspreuk →