Els Beerten over de spreuk...

dec_spreuk

Els Beerten is leerkracht Engels en Nederlands en een gelauwerde Vlaamse schrijfster van jeugdliteratuur. Maar die vlag dekt absoluut de lading niet. Els is vurig en intens. En dat heeft niet enkel te maken met haar rode haar. Els vertelt met passie en graaft met elk woord naar de kern van zichzelf en van de ander. Zelf noemt ze zich ‘scheef’, zo onvoorwaardelijk zichzelf, ze zou niet anders kunnen. Els is uniek. Zoals we dat allemaal zijn. Allemaal anders. Allemaal mensen.

POSITIEF GRETIG

Ik heb me eigenlijk heel mijn leven ‘anders’ gevoeld. Ik herinner me een moment dat ik in de spiegel keek en zei: “Nú snap ik het! Het is omdat ik ros haar heb. En zij niet. Daarom zijn ze altijd zo kwaad op mij!” Ik was toen zes jaar.

Als ik met volwassen ogen naar mijn kindertijd kijk zie ik een heel nieuwgierig en druk kind. Nu noem ik dat positief 'gretig’. Ik wilde overal bij zijn, wilde alles gezien hebben, ik was gulzig en ik had een grote mond. Maar ik was ook heel onzeker. Omdat ik ook veel commentaar kreeg op mijn temperament: “Zwijg! Zit Stil! Weet ge het weer beter?” Ik wist het helemaal niet beter! Integendeel, ik twijfelde aan zoveel dingen en zeker aan mezelf.

En ik wilde vooral niet opvallen. Terwijl ik constant opviel! Door mijn temperament, de dingen die ik zei, mijn haarkleur. Ik herinner me dat ik aan tafel zat bij een vriendinnetje thuis. Ik maakte een opmerking en iedereen moest lachen, ze vonden mij grappig. Maar ik wilde helemaal niet grappig zijn! Ik wilde rustig en ernstig zijn. Gewoon. Niet anders.

Zo heb ik lang ontkend wie ik eigenlijk ben. En ik heb lange tijd geen idee gehad dat anderen zich mogelijk ook zo voelden: anders en raar. Dat dat nu net iets is wat we gemeen hebben. Ros haar of niet.

 

202112_Els_Beerten_7.jpg

Een schoon en scheef mens

Mijn huwelijk is heel belangrijk voor me geweest. Ik heb mijn man ontmoet toen ik 20 was en hij is overleden toen ik 58 was. Hij heeft me altijd heel graag gezien zoals ik was. “Als gij zijt zoals ge zijt”, zei hij, “wat ge zelf ‘scheef’ noemt - een flapuit, chaotisch, onvoorwaardelijk uzelf - dan zijt ge zo’n schoon mens en dan zie ik u zo graag.” Dat zijn woorden die ik voor altijd dicht bij me hou. Door jezelf te zijn, word je alleen maar mooier.

Jezelf in twijfel durven trekken en dan vrede hebben met dat afwijkende, unieke, scheve maar prachtige individu, dat is een enorme kracht. Als jij zonder schroom durft te zijn wie je bent - ook al wringt er nog vanalles en stormt het wel es vanbinnen - dan geef je anderen de toelating om dat ook te doen, om zichzelf te zijn.

Ik ben nog altijd veel en soms chaotisch, ik vertel meestal tien verhalen tegelijk, ook als ik voor de klas sta. Ik herinner me een mooie brief die ik van een oudleerling kreeg. “Mevrouw”, schreef hij, “soms heb ik in de les gedacht, wat is ze nu toch aan het vertellen? Wat een chaos is dit? En wat een geschénk is dit ook. Want als zij dit durft, dan mag ook ik gewoon mezelf zijn.” Ik was dankbaar dit te lezen, want zo graag wil ik voor mijn leerlingen een veilige plek creëren waar ze kunnen zijn wie ze zijn, waar ik hen kan uitdagen om te groeien. En ik was er allang achter gekomen dat dat enkel kan als je geen ander probeert te zijn bij hen dan alles wat je bent.

Een knuffel en een droge pamper

Toen ik begon met schrijven wilde ik me absoluut niet prijs geven. “O nee”, dacht ik, “dan gaan ze weten wat ik voel en hoe onzeker ik soms ben. No way.” Dus verstopte ik me achter personages die ver genoeg van me afstonden. “Helemaal jij”, zeiden de mensen dan altijd. Ik snapte er niks van. Tot ik dacht “Foert, nu ga ik gewoon schrijven over wat ik voel.” Met bibberende handen en een bang hart, want ik gaf mezelf helemaal bloot. En iedereen zei: “Hoe weet jij dat ik me zo voel?” Plots herkenden ze zichzelf in mijn woorden.

Als je de kern van de mens raakt, raak je iets universeels. We zijn eigenlijk allemaal dezelfde vanbinnen, die buitenkant is bijzaak. We hebben zoveel gemeenschappelijk dat de verschillen er niet toe doen. Het zoeken, het vinden, het verlangen, de gretigheid om graag te zien en graag gezien te worden. Verdriet ook, en pijn. Het is wat we delen. Wat ons tot mensen maakt.

En uiteindelijk willen we gewoon allemaal hetzelfde: geborgenheid. Een baby die nog niet bewust kan denken, die wil eten, vastgepakt worden, een droge pamper. Dat is wat ons bindt, los van wie we zijn en waar we vandaan komen: we willen ons allemaal geborgen voelen. Geborgen en met elkaar verbonden. Het is pas in die veilige geborgenheid, in het grotere geheel, dat we zonder angst of schroom onszelf kunnen zijn. Een mens die zich geborgen voelt, die kent ook geen afgunst of jaloezie. Wie zijn eigen plek gevonden heeft, heeft altijd ruimte voor een ander mens. Het is wat hem helemaal tot mens maakt. Zoals in het prachtige gedicht van John Donne: ‘no man is an island entire of itself’.

(fotograaf: © Katrin Torfs)

Download hier de maandspreuk →