Charissa Parassiadis (alias Slongs) over de spreuk...

jan_spreuk


Charissa Parassiadis (alias Slongs) praat - zoals ze zelf zegt - “met een hond met een hoge hoed op”. Met letterlijk iedereen. Aan de kassa van de supermarkt of aan de bushalte, … ‘een klapke’ doen, aandacht geven, echt kijken en willen zien, het is gewoon haar natuur. Als Slongs scoorde ze in 2013 een megahit met ‘Lacht nor mij’, een nummer waarin ze maatschappelijke problemen aanklaagt. Sindsdien schreef ze nog meer sociaal bewogen rhymes, steunde ze o.a. Music for Life en kwam ze op tegen pesten. “Dien betere wereld begint echt be A”, bij jou, bij mij, bij ons, zingt ze. En zo leeft ze ook.

Lacht nor mij!

Een paar jaar geleden ontdekte ik een boekje van de Dalai Lama. “Zeg, Dalai”, zegt de interviewer in dat boek, “Jij lacht precies altijd. Maar als ik rond mij kijk dan zie ik niet veel reden om te lachen. Mensen lopen rond met een zuur gezicht, er is heel veel onvrede en miserie.” En de Dalai Lama zegt: “Lach jij zelf eigenlijk naar de mensen die je tegenkomt op straat? Probeer dat eens en zie wat de reacties zijn.”

Ik ben dat toen als een waanzinnige beginnen toepassen. In het begin lijk je inderdaad gestoord als je voortdurend loopt te smilen. Maar een oprechte glimlach spreekt dat stukje in onszelf aan dat liefde is. En negen keer op tien krijg je dan ook een glimlach terug. En het kost geen moeite. Het is een ‘little act of kindness’ die iemand zijn dag goed kan maken. Die glimlach zegt ‘ik zie u’, zonder dat er per se een diepere connectie hoeft te zijn. Het is een vorm van aandacht geven, simpelweg omdat die ander ook een mens is. Ik lach naar u, dat is dikwijls al heel veel.

2201_Charissa_Parassiadis_Slongs_1.jpg

De parochie van miserie
Wat mij de laatste jaren heel hard raakt is de vluchtelingencrisis. Wij worden allemaal geboren met dezelfde rechten. Toch volgens de ‘Universal Declaration of Human Rights’. Maar ik zie dat door machtswellust die rechten langs geen kanten gerespecteerd worden. Door de groeiende globalisering en individualisering worden mensen er alsmaar ongevoeliger voor. Als er weer een bootje kapseist op zee, kijkt niemand er nog van op. Wow, dan breekt mijn hart!

Daar wil ik niet over zwijgen. En dus zing ik erover. ‘De kleur van uw leven’ bijvoorbeeld gaat over kinderen die opgroeien in oorlogsgebieden. Stel je voor dat je in Syrië opgroeit in de hoogdagen van IS en ze zeggen dat het in Europa beter is, zou jij niet gaan?

Onrecht dichterbij raakt mij al net zo hard. Dat we geld uitgeven aan F-16’s terwijl er hier kinderen met een lege brooddoos naar school gaan. Dat krijg je mij niet uitgelegd. Daar word ik echt kwaad van.

Dat sociaal engagement heb ik met de paplepel meegekregen. Ik kom uit een wijk met een grote sociale cohesie, Sint-Andries in Antwerpen. De bijnaam van onze wijk was ‘de parochie van miserie’. Een heel volkse wijk waar veel armoede was en waar mensen dan ook hard aan elkaar hingen. Allemaal samen, niemand valt af, dat zit hier in de straatstenen.

We zijn nog een wijk waar je gaat aanbellen als je Irene van naast de deur drie dagen niet gezien hebt. “Alles goe, manneke? Ik had u efkes niet gezien.” Dat is uniek, zeker voor de stad. Maar als wij dat kunnen, waarom de rest van de samenleving dan niet. Die betere wereld, die begint echt bij ‘A’, bij ons.

Kleine hartjes kunnen ook breken

In mijn kindertijd voelde ik me soms ‘niet gezien’. Mijn ouders hielden van mij, maar dat zinnetje “ik zie u graag”, gewoon zomaar, dat werd niet gezegd. Ik denk dat ik daarom ook doe wat ik doe, omdat ik gezien wil worden! Voortdurend op zoek naar liefde. Dat is tegelijk een beetje masochistisch, want je geeft mensen ook de kans om je níet graag te zien. Maar toch liever dat risico nemen dan helemaal niet gezien worden.

“Mannekes, heb ik vandaag al gezegd dat ik van jullie hou?”, zeg ik dikwijls tegen de kinderen van mijn broer. “Jahaaa tante, dat heb je al zes keer gezegd!” En dan zeg ik het daarna nóg es zes keer. (Lacht) Dat ze het zeker weten.

In de lagere school ben ik vrij intensief gepest. We spreken over de jaren tachtig, daar was toen nog geen aandacht voor. Als je gepest werd, dan moest je maar wat flinker zijn, er niet flauw over doen. Je stond helemaal alleen. Mensen onderschatten wat dat met een kind doet. Zo’n klein hartje kan ook gebroken worden. Dat zijn littekens die je meedraagt. Dat niet erkennen is ook wegkijken. Psychische kwetsbaarheid is nog altijd een te groot taboe.

En dan leer je als kind een harnas bouwen, om dat hartje te beschermen, om te overleven. Je verstopt jezelf en je kwetsbaarheid. De stoere, jongensachtige, vuilgebekekte Charissa beschermde dat gekwetste meisje. En dat is nog altijd een deel van wie ik ben, maar intussen toch wel met een groot troetelbeertjesgehalte. (Lacht)


(fotograaf: © Katrin Torfs)

Download hier de maandspreuk →