Anniek Gavriilakis volgde A. een tijdje in zijn leven op straat. Dit is haar dagboek.

Deel 4

“Schrijf maar Aleksandar. Ik heb niks te verbergen”

Na het werk pikt A. me op en wandelen we naar café De Kat in Antwerpen. We eten een soepje. Ik lees hem de 3 blogteksten over onze ontmoetingen voor. Hij luistert stil. Zonder onderbreken. Hij knikt soms bevestigend. Trekt af en toe aan zijn sigaret. “Alles klopt. Je hoeft mijn naam niet af te korten tot de eerste letter. Dat vergroot het taboe. Schrijf maar Aleksandar. Ik heb niks te verbergen. We zijn allemaal mensen.”

Na de soep wandelen we samen naar de ondergrondse fietsenparking van het Centraal Station. Zijn oude slaapplek. Tijdens het afdalen helpen we een moslima met een buggy. Ik draag de buggy mee en Aleksandar neemt haar tweede zoon bij de hand. Ik hoor hem tegen de kleine praten als een opa. Aleksandar toont me het nummer van de stalling ter hoogte waarvan hij sliep. Soms samen met B, een goeie vriend van hem. De geur van urine komt ons tegemoet. De pisbak is dan ook geen slechtgekozen naam.

Er is een toilet hier waar je 50 cent in moet steken om de deur te openen maar als je de deur heel langzaam openduwt met je handen gaat ze ook open. “Je moet wel een lampje meenemen want het licht gaat anders niet branden. En je wil wel weten op welke wc je gaat zitten natuurlijk”, zegt Aleksandar. Een dakloze heeft ook best altijd een zakmes bij de hand, handig om je brood te snijden of te smeren.

Plots zien we acht politieagenten een Poolse man geboeid wegbrengen. Aleksandar weet wie het is. Hij weet niet waarom hij opgepakt wordt. Overdag komen hier normaal gezien niet zoveel daklozen. ‘s Avonds loopt het vol.

Toch stappen er op dat moment twee andere mannen op ons af. Een grote en een kleine man die ook dakloos is, vertelt Aleksandar mij. De grootste draagt een wit hemd en de kleinste een pet en spreekt Balkan-Engels. Hij kijkt Aleksandar van kop tot teen aan en zegt met een smile: “Jij, NORMAAL. Finish street!” Hij ziet dat Aleksandar van straat is.
De grote man zegt in het Nederlands dat hij Aleksandar volgende week zijn geld zal teruggeven. Aleksandar glimlacht rustig en zegt: “Je neemt niet op als ik je bel.” De grote man: “Ja, maar ik ben overvallen door mijn beste vriend. Mijn loon kwijt ineens. 400€. Ik betaal je later.” Hij glimlacht zenuwachtig.
Ik ruik aan alles dat deze man smoezen verzint en onder invloed is. Aleksandar ook. We gaan verder.


Tijd voor een insulinespuit. We besluiten naar Aleksandars “buitenverblijf” te gaan. Hij wil me tonen waar hij sliep wanneer het goed weer was. In het Harmoniepark. We nemen aan het station de tram twee haltes verder. Opnieuw betalen we niet. In het park zet hij zijn insulinespuit. “Daklozen die spuiten, maar dan anders”, denk ik bij mezelf.

De zon schijnt. In het kleine, overzichtelijke park hangt een fijne energie. Veel joodse gezinnen. Kinderen spelen op de vernieuwde speeltuigen. De bomen zijn oud en mooi. Aleksandar leidt me naar 6 grote naaldbomen in een cirkel. “Hier is het. Mijn buitenverblijf. Ik was de enige dakloze hier en iedereen tolereerde me. Ik drink niet, laat geen rommel achter, maak geen lawaai. Ik voelde me zo beschermd tussen deze 6 bomen. Ik heb hier heerlijk geslapen. Soms nam ik B mee naar hier. Maar meer mensen liet ik niet toe.”

Achter het park ligt het ziekenhuis AZ Monica. “Daar kenden ze me ook al. Als je daar langs de spoeddienst binnengaat, is er meteen een toilet met een wasbekken. Daar mocht ik me ‘s morgens gaan opfrissen. Bij regen 's nachts liep ik snel naar hier met al mijn gerief en bleef ik onder het afdak van de spoedafdeling zitten tot de ochtend. Een keer toen mijn suikerwaarde bijna 1000 was, heb ik ook een poosje in een ander ziekenhuis verbleven. Dat kon niet anders. Ze hebben me dan uiteindelijk nog vanalles meegegeven om op straat voort te kunnen met mijn diabetes. Heel vriendelijk.”

Na het parkbezoek nemen we de tram terug naar het centrum. De zon is nog zacht. Het is acht uur in de avond. Ik betaal nog een ijsje. Pistache en stracciatella. “Is dat wel goed voor je suiker”, vraag ik hem. Aleksandar glimlacht. Hij geniet verder.

Plots komt B langs. Alsof hij ons geroken heeft. “Zet je bij, B. We drinken nog een koffie.” Hij toont me de foto’s van zijn nieuwe puppy. B treurt blijvend om zijn kinderen, om het gezin dat hij verloor. Het verhaal van een ver verleden dat hij blijft herhalen. De zorg voor de puppy zou dat moeten verzachten.

Ik laat de mannen achter en bedank hen voor de avond. Ik koop nog een pakje tabak in de nachtwinkel voor Aleksandar. Luckies van de Lucky Strike. De rode.

Lees hier het vervolg... deel 5