Anniek Gavriilakis volgde A. een tijdje in zijn leven op straat. Dit is haar dagboek.

Deel 2

“Op straat is het vooral ieder voor zich”

Bij een tweede ontmoeting vertelt A. me wat meer over zijn leven vóór zijn straatleven.
Als kind heeft hij zijn moeder twee keer behoed voor zelfdoding. Twee keer stond ze bij een rivier. Klaar om te verdwijnen. A. was toen 8. Op zijn tiende trof hij op een dag plots onbekende mensen in huis aan. Zijn moeder was definitief spoorloos.

“Wat kan je daar anders uit concluderen dan dat je achtergelaten bent?”, vraagt hij me. Zijn stem klinkt alsof hij dat nog maar net te weten is gekomen.

Blijkbaar had zijn moeder wel aan sommige mensen gevraagd om A. wat in de gaten te houden. Maar bij deze mensen voelde hij zich nooit écht welkom. Dus zocht hij zelf plekken op waar hij zich wél goed voelde. Gelukkig was zijn oma er. Die hem alles leerde over het huishouden. En een veilige en geborgen plek bood voor een verlaten kind.

Het cliché van de achtergestelde jeugd verbaast mij niet.
Heel wat mensen met problemen konden niet rekenen op een warme wieg, op een veilig begin.

Vandaag is A. diabeet. Hij kreeg de ziekte op latere leeftijd. De typische symptomen doken op zoals pijn in de benen, altijd dorst en een droge mond, gewichtsverlies, altijd maar moe. Een combinatie van chronische stress en overmatig suikergebruik? vraagt hij zich af. “Als dakloze krijg je overal koffiekoeken. Ik kan geen koffiekoek meer zien.”
Via een bepaalde instantie kan hij gratis insulinespuiten afhalen bij de apotheker. Vanmorgen had hij nog een “hypo”.
De meest gevreesde ziekte bij straatbewoners is TBC. Ook luizen en vlooien doen wel eens de ronde. Die vlooien verspreiden zich bijvoorbeeld via de zetels in de daklozenopvangcentra, waar tientallen mensen per dag zitten of liggen.

Zijn daklozen solidair onder elkaar?
Hm, er wordt best wel wat geroddeld over en onder elkaar. Wie heeft de hulp en opvang écht nodig en wie niet. Er zijn mensen met een huis die toch komen aanschuiven bij de voedselbedeling of extra zakjes meenemen. Profiteurs, zeggen ze dan. Het is toch eerder ieder voor zich op straat.

Even iets luchtigs. Boeken! Binnenkort mag ik spreken op een boekenavond, vertel ik hem. Ik mag 10 boeken oplijsten om het over te hebben. Ik vraag A. wat zijn lievelingsboek is zodat ik dat kan meenemen in het interview. Hij heeft niet één favoriet boek. Maar hij leest wel graag wetenschappelijke boeken. Over kwantumfysica, alles over sterren en planeten, over mens, dier en wereld. Hij maakt intelligente, filosofische en maatschappijkritische analyses over de mens. Zijn woorden houden steek. Zijn bedenkingen zijn grappig .

Het valt me op dat A. lange oorlellen heeft en dat doet me aan een Boeddha denken. Dat zegt iets over een lang, wijs leven, geloof ik. Er ontbreken ook tanden bij hem. Van knokpartijen, vertrouwt hij me toe. Terloops kom ik ook te weten dat hij in de gevangenis in Marokko heeft gezeten.

We nemen afscheid. Ik bedank hem voor het gesprek, het vertrouwen en de openheid.
Op weg naar huis schieten er nog een aantal vragen door mijn hoofd die ik vergat te stellen.
Ik stel ze alsnog thuis via Whatsapp.
Welke plekken voelen voor jou het meest gastvrij?
Waar kom je het liefst?
Wat is het zwaarst aan het leven op straat?
Wat zou je aan mensen die niet dakloos zijn, willen zeggen? Wat moeten zij weten?

Een dag later volgt dit bericht:

“Dan Anniek, ik kom heel graag in ’t Café (dak-en thuislozenwerking van BZN i.s.m. partners). Het zou vaker open mogen zijn. Voor mij voelt de openbare bibliotheek van Antwerpen en de Kamiano ook heel gastvrij. Ook in de Starbucks word ik zeker niet slecht behandeld, maar dat hangt altijd ook wat van jezelf af natuurlijk. En in café de Fijenoord bracht ik heel wat nachten door. Het is voor niemand leuk om dakloos te zijn. Je hebt geen enkele zekerheid over wat er gaat gebeuren en dat op zich is absoluut geen fijn gevoel. De meeste daklozen kiezen er niet zelf voor om in deze vreselijke situatie te zitten.
Als ik een oproep aan mensen mag doen, is het wel deze: hou daar aub een beetje rekening mee en reik zo nu en dan een helpende hand.”

Maandag 17 juni stuur ik hem een bericht voor zijn verjaardag:
“Proficiat met je 59ste verjaardag. Ik weet dat je van de natuur houdt. Mag ik je meenemen naar onze workshop “gewoon zijn” op 14/8?” 

Het antwoord is JA.

Lees hier het vervolg... deel 3